Home Weblog Boeken Over Marijn Contact  
 
 
Home > Boeken > Gedichten > De persoon in kwestie
 
 

Gedichten

 
 

De persoon in kwestie

1

Een man die verbeeldt zich een koeienhoofd:
een grote stem. Hij zegt wat lekker klinkt
in hem met de zon in zijn kruintje.
Koe langs de weg met door het draad zijn hoofd.
Kijkende koe met een bultige aard.
Hij snuift de grond en blaast in het stof.
Hij schraapt wat niet gaat en hij ligt malend
in het domende weiland en hij staart
en de maan en het sterretje hangen
aan zijn oog als de klank van lang gras.

2

Uit de handen van de bouwer moet het ontstaan.
En achter het voorhoofd heerst zee.
Een fundament te storten, gewapend
Begrip in een sleuf, in een zachte bodem
In een golvend eeuwig bed: begrip.

Onverwonderd zee klotst door de geulen,
De randen vreet ergernis,
Peinzen tolt om om
Meer water minder
Water, stilstand. Uit zichzelf
Groeit een duin uit de verdroging, uit zichzelf
Verplaatsen zich de gezichten, wandelen
De gezichten over hun continentaal plat.

De bouwer zamelt grint, zamelt zand
Voor zijn bouw, meet de hoeken op, timmert
Latten, hangt, pendelt een snoer. Als het
Al alleen op het oog zo maar op het oude
Lijkt, de vorige onder storm bezweken
Constructie, een boom gekraakt
Door de graat van het dak..
Achter het voorhoofd zee.

3

Tegenover god: het gat.
God: De koolstofconditioner
God: een gegeven akkerland met drakentand
medeontwerper van onderzeeers en Hoogovens,
patenthouder van ribbenkasten, mijn
schaduwminnaar, mijn schaduwgeliefde,
mijn focuskristal, mijn lichtschakelaar

 

 

Overzicht gedichten