Home Weblog Boeken Over Marijn Contact  
 
 
Home > Boeken > Gedichten > Een lief kind heeft vele namen (deel 1)
 
 

Gedichten

 
 

Een lief kind heeft vele namen (deel 1)

Deel 1

`Zon op de mond, o menselijk doen!
Vleeshaat! Vleeslust!
Sta op de takken van je botten,
schreeuw je vingers door de tijd!
Dat in je donkerst er gevlochten een

vogelhart vrijt, eitje, eitje,
wanneer kom je uit?
Het kraakt. Je denkt
elke dag
aan het einde van je eindigheid.

O dat woorden vrij zijn! Zonder muts!
Mogen klinken
als het sleutelgerinkel van een vader voor de deur
voor hij binnengaat
die zijn tuin opsnuift

nat gras, voorbijgegane sering,
zijn kinderen rennen naar de deur
en roepen hun gebeurtenissen,
zinnen hangen aan zijn oor,
alles hoort hij,

om hem heen dampt warm verleden,
bedtijd nadert, de stemmen ontsporen,
er is geschreeuw, gevecht, grijze hand
grijpt roze hand, gefluister, luister,'
zegt Anatosch, zeg maar Tosj, de advocaat,

`morgen klimmen we over de stilte
waar de zon,
stel ik mij voor,
heupwiegend aan de rand van mijn oog
onder de grauwe vlerk van een bui

land
in de etalage van de dag
geen honger, geen begeerte, geen zin;
Pluto geil
op het goud van mijn beleving, niet het besef;
op de gloed van mijn bloed, het bewustzijn niet;

Zielen
slurpt hij zich toe maar het licht
laten zij achter, hun warme mond
is vol grijze as, hun oog
is dof, niet op te poetsen.

Handen hebben is heerlijk.
Aan te pakken!
Strelen gaat vanzelf.
Een kind optillen, de hemel in,
tussen welkom en afscheid,

een zwaar kind.
Het elastiek van je spieren
voelen kunnen mogen
dragen. In de regen lopen
en in de zon

op je gemak
langs hellingen,
spelen met je kracht,
een korte tijd vergeet je
de ogen waar je door kijkt

een korte tijd weet je
wat echt is
is een lichaam
dat redt uit de onaanraakbaarheid.

Lees verder:

 

 

Overzicht gedichten